Benedictus de Spinoza (1632 – 1677)
Omstreden
Leven
Werken
Filosofie
Concrete bestaansvormen zijn de modi; dit zijn uitdrukkingswijzen / vormen van God. De mens is ook een deel van de natuur in zijn geheel en dus ook causaal gedetermineerd. Volgens Spinoza zijn lichaam en geest twee aspecten van hetzelfde; ‘affectiones’ (aandoeningen) werken op het lichaam in en dus ook op de geest. Deze beïnvloeden ook het vermogen tot handelen. Het doel van het menselijk leven is het geluk te bereiken; dat doen we door ons handelingsvermogen te vergroten. Ons handelingsvermogen kunnen we vergroten door kennis te verwerven: de menselijke vorm bij uitstek voor zelfhandhaving.
De mens is volledig gedetermineerd; we hebben daardoor geen vrije wil. Als dat voor ons zo lijkt, komt dat doordat wij de volledige oorzaak niet kennen, omdat we eindig zijn. Niets is toevallig. Het enige wezen dat echt vrij is, is God, want die handelt alleen volledig als eigen oorzaak. God kan niet willekeurig iets doen, want Hij is gehouden aan zijn eigen wetmatigheden / de Wereldorde. (cf. vrijheidsbegrip v. Hobbes: niet gehinderd door oorzaken van buiten).
Volgens Spinoza is kennis het wezenlijke voor de mens; hij onderscheidt drie soorten:
- imaginatio (verbeelding);
- ratio (rede);
- scientia intuïtiva (intuïtieve kennis).
Onder de ‘imaginatio’ (verbeelding) rekent Spinoza kennis die we van horen zeggen hebben; dit is directe, maar toevallige kennis. Het is niet zeker adequate kennis; deze speelt een grote rol in het menselijk (gevoels-)leven, maar we moeten daar niet van afhankelijk blijven; dat maakt ons machteloos.
De ‘ratio’ levert adequate kennis op; het is kennis die ontstaat door systematisch en consequent te redeneren (bijvoorbeeld in de wiskunde). Ook de opzet van Spinoza’s ‘Ethica’ is wiskundig; hij probeert zoveel mogelijk à priori bewijzen te leveren.
De ‘scientia intuïtiva’ levert direct inzicht op; je ziet bijvoorbeeld direct de noodzakelijkheid van de natuur in. Je schouwt als het ware dingen; het is directe en niet toevallige kennis, die betrekking heeft op het geheel en de wetmatigheid. Door ‘scientia intuïtieva’ hebben wij liefde voor God door verstand: ‘Amor Dei Intellectua’.
Het botsen van emoties wordt veroorzaakt door kennis op het laagste niveau; bij kennis op het hoogste niveau is het verdwenen. Spinoza beschouwt deze ‘mixed emotions’ overigens niet per definitie als negatief; het is alleen slecht als je een slaaf bent van je emoties.
‘Hoe komen mensen erbij om vanuit hun eigen vooroordeel God als een soort antropomorf superwezen te beschouwen, dat het beste met de mens voor heeft?’ Spinoza beschouwt godsdienst als een provisorische moraal voor mensen die niet via de rede tot een moreel leven komen.
Descartes onderscheidt twee substanties (dualisme: ziel + lichaam / denken + uitgebreidheid) en volgens Leibniz zijn er oneindig veel zelfstandige en onafhankelijke substanties: monaden. Spinoza stelt echter dat er maar één substantie bestaat: de natuur als geheel. Deze natuur als geheel is identiek aan God; de hele rest is daarvan afhankelijk.